Python basics

Popupaire python

Python is de derde meeste gebruikt taal naast Java en C. Naast een simpele syntax die makkelijk te leren is, is er ook een grote community die kan helpen bij problemen. De laatste grote troef van Python is de veelzijdig, Python kan worden ingezet voor:

  • Op een server voor web applicaties gebruikt worden

  • Kan via software workflows maken

  • Met databases communiceren

  • Bestanden lezen/wegschrijven

  • Grote complexe data verwerken

  • Snelle prototypes maken (proof-of-concepts)

Hieronder staan een aantal basisbegrippen in het programmeren uitgelegd aan de hand van Python. Deze ga je zeker nodig hebben in de oefening dus zorg ervoor dat je deze begrijpt. Zoek eventueel zelf nog extra info op indien dit niet zo is.

Syntax

Iets super belangrijk als je wil gaan programmeren is dat je je code gaan orderen zodat de interpreter van de taal weet wat jij bedoelt. Dit wordt gedaan door indentation (aantal tabs) en een dubbelpunt, na een if, for, elif, else zoals hieronder getoond word.

for i in range (0,10):
    if i > 2:
        print(i)
    else:
        print(0)
Als deze indentatie niet correct is zal Python dit niet kunnen lezen en hiervoor een error weergeven. Kijk dit dus zeker goed na voor je je code runt.

Variabelen en types

In een programmeertaal wordt alles bijgehouden in variabelen of object. De inhoud van deze variable is voor een computer een combinatie van bits. Welke deze zijn en hoe deze georganiseerd zijn maakt voor ons verder weinig uit. Wat wel uitmaakt is welk type deze variable heeft. Een type is de aanduiding van de soort variable. Hieronder een overzicht van de meest voorkomende variabelen.

Type

Korte beschrijving

Voorbeeld

int

Wordt gebruikt voor gehele getallen

1

float

Wordt gebruikt voor kommagetallen, dit is niet volledig precies in berekeningen. Hier worden afrondingfouten bij gemaakt die eigen zijn aan de machine.

2019.11

str

Wordt gebruikt voor niet te lange teksten (max 1 zin)

"dit is een string"

list

Een lijst van variabelen, kan van 1 type zijn maar ook een combinatie van types is mogelijk

["dit is een string", 2019.11, 1, True]

bool

boolean, kan slechts 2 waarden hebben. Wordt ook vaak gezien als 0/1

True/False

Wanneer je iets tijdelijk wilt opslaan doe je dit in een variabele. Alsook de uitkomsten van berekeningen hou je hier best in bij. Om een variabele te definiëren, moet je gewoon de naam van de variabele schrijven en een toewijzing van een waarde via '='. Je moet geen type definiëren, Python doet dit zelf.

Aangezien Python het type aan de variabele toekent kan je dit dus ook niet meer gaan aanpassen achteraf.
tekst = "hello world!"
print(tekst)

Operators en assigments

Je zal bij de variabelen die je net gemaakt hebt zaken willen aftrekken, optellen, vermenigvuldigen, etc. Hiervoor kan je var = var + waarde gebruiken maar echt handig is dit niet. In plaats van de gewone operator te gebruiken kan je er in Python ook '=' achter zetten. Python gaat dan automatisch de nieuwe waarde toekennen aan de variabele.

Betekenis

Operator

Optelling

+ / +=

Aftrekking

- / -=

Vermenigvuldiging

* / *=

Absolute deling

/ of // en /=

Restdeling

% / %=

Je kan ook de waarde met 1 verhogen via '++' of de waarde met 1 verlagen '--'. Dit geldt ook voor de absolute deling. De machtsverheffing ** kan niet gebruikt worden in combinatie met directe toekenning.

aantal = 0
aantal++    # aantal wordt 1
aantal *= 6 # aantal wordt 6
aantal %= 4 # aantal wordt 2
aantal /= 2 # aantal wordt 1

Functies

Functies dienen om code herbruikbaar te maken. Anders verwoord: functies zijn stukken code die je meer dan 1 keer in je applicatie nodig zult hebben. Wat er in de functie staat is dus de code die je normaal gaat schrijven. Wanneer je deze nodig hebt ga je dan de naam van de code aanroepen.

Niet alle functies moet je zelf nog schrijven. Python heeft al een hele boel functies ingebouwd in de taal. Als je deze wilt gebruiken moet je gewoon de juiste naam van de functie opzoeken en die in uw code plaatsen op de manier die in de documentatie beschreven staat. De naam van de functies worden staat gevolgd door ().

Aan een functie kan je ook argumenten meegegeven, dit zijn variabelen die nodig zijn voor het verloop van de functie of het object dat in de functie wordt gemanipuleerd. Deze argumenten worden tussen de () achter de functie geschreven.

Basisfunctie 'print()':

print("Dit is mijn functie!")

Functies zelf definiëren:

def mijn_functie(tekst):
    print(tekst)
mijn_functie("Dit is mijn functie!")

Deze 2 stukken code moeten hetzelfde resultaat geven. Uiteraard is dit een banale functie en zal je dit in praktijk enkel voor complexere zaken gebruiken.

Condities of control flow

Een conditie is een voorwaarde die je stelt voor een bepaald stuk code. Dit kan je doen via operatoren die de waarden van je variabelen onderling gaan vergelijken.

Symbool

Betekenis

== / not

is gelijk aan / is niet gelijk aan

< / >

kleiner dan / groter dan

>= / ⇐

groter of gelijk aan dan / kleiner of gelijk aan dan

and / or

beide / 1 van de 2

Uit deze comperatoren zal telkens een True of False komen. Om nut te hebben gaan deze telkens in combinatie met if/(elif)/else gebruikt worden om de voorwaarde te gaan evalueren.

Hieronder zie je een toepassing van hoe dit gebruikt kan worden.

def is_even(getal):
    if getal % 2 == 0:
        print("even")
    elif getal % 2 != 0:
        print ("oneven")
is_even(1856)
is_even(123)